Verzuim

Verzuim in zorg en onderwijs: 3 trends

DSC_4716

In de VVT, Gezondheidszorg en het Onderwijs is het verzuim momenteel hoog en een tekort aan personeel. Hierdoor hechten steeds meer werkgevers belang aan het duurzaam inzetbaar houden van hun medewerker. Met als doel verzuim en uitstroom te voorkomen.

Danielle Horlait en Nikki van Petegem werken als re-integratiebegeleider bij Buro Verzuim- en Loopbaanbegeleiding. Zij begeleiden medewerkers uit deze branches in een 2e spoortraject.

Danielle en Nikki signaleren een aantal ontwikkelingen in het verzuim waar elke werkgever op in kan spelen om langdurig verzuim te verminderen.

Hieronder benoemen we 3 van deze trends, in komende artikelen worden ze nader toegelicht.

Trend 1: Je bent wat je doet

Veel medewerkers ontlenen hun identiteit aan hun werk. Waar vroeger het salaris de belangrijkste drijfveer was gaat het nu ook om persoonlijke ontwikkeling en het van waarde zijn voor de maatschappij. Zeker in de VVT, Gezondheidszorg en het Onderwijs geeft het medewerkers veel voldoening om iets voor een ander te kunnen betekenen.

Rouw en afscheid nemen van werk
In de 2e spoortrajecten van BVL is veel ruimte voor afscheid en rouw. Medewerkers die langdurig arbeidsongeschikt raken kunnen niet altijd meer terug naar het werk dat ze deden. Dat geeft weerstand en verdriet. Door hier ruimschoots aandacht aan te besteden ontstaat er bij de medewerker ruimte om te onderzoeken waar ze op de arbeidsmarkt, binnen de eigen mogelijkheden, van betekenis kunnen zijn.

Zoeken naar je passie
In een 2e spoortraject wordt in kaart gebracht wat de mogelijkheden en beperkingen zijn van de uitgevallen medewerker. Door ook inzichtelijk te maken wat de hobby’s en interesses zijn kan nog gerichter gezocht worden naar een passende functie.

Danielle en Nikki geven twee voorbeelden uit de praktijk:

 “Met een medewerker die haar hele loopbaan aan het bed zorg verleende tot dat het door ziekte niet meer kon, zijn we in het traject gaan focussen op haar mogelijkheden. Tuineren was haar hobby en zij kon vervolgens bij een tuincentrum haar loopbaan hervatten”.   

“Laatst begeleidde ik een docente Nederlands die door ziekte niet meer voor de klas kon staan. Haar passie voor onderwijs maakt dat ze bij een opleidingsinstituut een nieuwe baan heeft gevonden. Niet meer voor de klas maar nog altijd betrokken middels administratief werk. Ander werk maar wel dezelfde branche.”

Trend 2: De rol van de leidinggevende

De Wet Verbetering Poortwachter geeft aan dat een 2e spoortraject in ieder geval gestart wordt na 1 jaar ziekzijn. De werkgever huurt hiervoor een extern deskundige in, zoals BVL. Vanaf de eerste dag van de ziekmelding is de werkgever de regisseur van het proces om re-integratiekansen te benutten. Nikki en Danielle zien dat er mogelijkheden in het 1e ziektejaar blijven liggen die uiteindelijk een 2e spoortraject hadden kunnen voorkomen. 

Tijd en aandacht voor de medewerker
De leidinggevende heeft een belangrijke rol in het voorkomen van ziekteverzuim en duurzame inzetbaarheid van de medewerker. Daar is deze zich niet altijd bewust van. Door hen te trainen in het herkennen van signalen en handvatten te bieden in het omgaan met de verzuimende medewerker krijgen ze meer grip op de situatie.

Aandacht voor de medewerker is volgens Danielle en Nikki de belangrijkste tool om medewerkers duurzaam inzetbaar te houden en verzuim te voorkomen.

“Hoge werkdruk, personeelstekorten en een hoog verzuimpercentage maken tijd een schaars goed, maar juist door in te zetten op vitaliteit en duurzame inzetbaarheid kan verzuim verkort, en in sommige gevallen zelfs voorkomen, worden. Op de lange termijn is bewezen dat het gericht inzetten van vitaliteit en duurzame inzetbaarheid goedkoper is dan de kosten van lang verzuim. Ook zijn er subsidieregelingen voor duurzame inzetbaarheid beschikbaar,” vertelt Danielle.

Trend 3: Onbekend terrein

Omdat de leidinggevende vaak niet bekend is met de inhoud van een 2e spoortraject is de medewerker niet voorgelicht. Het niet weten wat je te wachten staat versterkt de onzekerheid, die de medewerker in een verzuimtraject voelt.

“Het komt vaak voor dat een medewerker bij de start van een 2e spoor traject niet weet waarom dit wordt ingezet,” vertelt Danielle. Nikki begint een traject altijd met het van A tot Z uitleggen wat iemand kan verwachten. “Hierdoor zorgen we voor duidelijkheid en een betere samenwerking in het traject, wat de kans op slagen vergroot”.

Samenwerking is in een 2e spoortraject heel belangrijk, benadrukt Danielle. “Werkgever, medewerker, casemanager, re-integratiebegeleider: we stemmen de verwachtingen goed af en stellen realistische doelen.”

Conclusie: Inzet van alle betrokken partijen is nodig om het 2e spoortraject succesvol af te ronden.